Als ik mijn kettingzaag slijp, tel ik de tanden: één zwaluw maakt nog geen zomer, two is company, three is a crowd, de vier Heemskinderen, vijf is het getal van het Romeinse zoenoffer (luere ofte wel lustrum), mijn eigen sixpack, the Seven Samourai, After Eight en number nine, number nine, number nine…
En dan de andere kant van de zaag: tien kleine negertjes, Ocean’s Eleven, twaalf ambachten, dertien ongelukken, Johan Cruyff, vijftien miljoen mensen, sweet sixteen in her leather boots, de Heeren 17, achttien jaar en ouder…
Wat is dat toch met cijfers (0 tot en met 9) en getallen (alles hoger dan dat)? Waar letters en woorden en zinnen de Haarlemmerolie vormen van onze samenleving, zijn getallen als mijlpalen, als steunberen in ons bestaan. Ben je 18 mag je drinken, word je 21 ben je volwassen en blijk je opeens 25 jaar getrouwd, dan is je huwelijk zilver. Maar er gaat geen getal boven dat van 50. Het getal van het bijbels jubeljaar, van de snelheid in de bebouwde kom, van het aantal staten in de VS, van ons gouden huwelijk (even noteren graag: over zes jaar, als je onze verkering meetelt).
Wetenschappers hebben zich het hoofd gebroken over getallenreeksen, waarvan de Rij van Fibonacci mijn favoriet is. Deze Italiaanse wiskundige, die leefde van pakweg 1170 tot 1250, kreeg zijn opleiding in Noord-Afrika, waar zijn pa diplomaat was. Enfin, die Fibonacci hield van konijnen en ontdekte dat als je met één zwangere voedster begon, je al gauw twee konijnen had en daarna drie en dan vijf en dan acht en dan dertien en zo voort en zo verder. Ieder volgend getal is dus de som van de twee voorgaande. Waarbij reeds na twintig ‘generaties’ het aantal meer dan tienduizend bedroeg. Waar ons begrip ‘bij de konijnen af’ dan weer vandaan komt.
Waren bij het fokken van die langoren nog wat kunstgrepen nodig om trouw te blijven aan de Rij van Fibonacci – zo ging de wiskundige ervan uit dat er geen konijnen zouden sterven, ofschoon je mij niet wijsmaakt dat-ie er niet af en toe één naar binnen werkte – bij bijen blijkt de reeks wel degelijk sluitend. Tijdens zijn verblijf in de Algerijnse stad Béjaïa (ik citeer hier Wikipedia maar even losjes) kwam Fibonacci in contact met de voortplantingsgewoonten van het nijvere volk (het betreft hier de insecten, niet de inwoners van de stad). Geen wonder ook: Béjaïa stond in die dagen bekend om zijn bijenwas en het lijkt erop dat niet alleen het Franse woord voor kaars (bougie) van die naam is afgeleid, maar ook ons eigen woord bij. Nu ja, neem dus twee bijen en laat ze vrijen en voor je het weet heb je 10.000 bijen bij je!
Maar daarmee is het met ‘t culinaire belang (honing) van de rij van Fibonacci nog niets eens gedaan. Want ook de pitten in zonnebloem gedragen zich – zonder dat ze het weten, denk ik zo maar – volgens de wetten van de reeks. Net als de bladeren van de artisjok en de vruchten van de ananas. Persoonlijk hoop ik altijd dat de flessen wijn in onze cave zich ook langs deze reeks vermenigvuldigen. Maar dat geldt eigenlijk alleen voor de lege flessen…
En nu is daar dan de anderhalve meter. De afstand die we in acht moeten nemen om uit de buurt van corona te blijven. Rutte noemt het getal anderhalf ‘het nieuwe normaal’, mijn broer Arnold is wijzer en spreekt van ‘het tijdelijke abnormaal’. Hoe dan ook, op het erf van Bellevue is de lange tafel waaraan we in al die jaren vóór anderhalf samen ons welkomstmaaltje genoten, verhuisd naar de cave. Ervoor in de plaats hebben we kleine bistrotafeltjes neergezet op de cour, zodat we wel samenzijn, maar niet op elkaars besmettelijke lip zitten. Het is de magie van anderhalf. Maar ik wil het getal liefst zo snel mogelijk vergeten. En ik ga het zeker niet gebruiken bij het tellen van tanden van mijn kettingzaag. Hooguit als er eentje is afgebroken. Eén zwaluw maakt nog geen zomer, anderhalf, driemaal is scheepsrecht…
(Een groot deel van dit verhaal van mijn hand, verscheen eerder in de vijftigste editie van bouillon! magazine, het beste culinaire blad van Nederland. En ja, dat was ook natuurlijk een mijlpaal.)