Tien jaar lang woonden Elly en ik op ons goede zeilschip Zomer. Tot we in 1998 Maison Bellevue vonden, overstag gingen en we de overstap maakten naar de Morvan. Dat was dus letterlijk ‘het roer om’. En nu gaan we dan weer terug naar de haven…
Het was niets minder dan een trouvaille. Stel je voor: Elly en ik maken een zondags toertje met onze Rodeo, dat witte open R-4tje. We rijden langs de rivier Le Vandenesse en slingeren lui door het lome landschap. In de verte, half verscholen tussen hoge bomen, doemt een klein haventje op. Ik zeg tegen Elly: ‘Als er een kroeg bij staat, dan zou ik hier weer aan boord willen wonen.’
Immers, die haven klopt aan alle kanten. Luxe en minder luxe jachten liggen vastgeknoopt aan drijvende steigers en aan de wallekant is het voormalige binnenvaartschip de ‘Christina’ uit Rotterdam/Liverpool afgemeerd. Een kleine sluis markeert de overgang van La Vandenesse naar die andere prachtige rivier: de Ouche. Het water is stil, de lucht is blauw en dat zijn wij twee uur later ook. Want verdomd, daar aan die haven staat gewoon een café?!?
Bistrot du Port past wonderwel in de natuurlijke aanblik van de plek. Opgetrokken uit hout, leunt het restaurant tegen een klein stenen huis, waar vroeger de havenmeester zal hebben gewoond en nu wordt gekookt dat het een lieve lust is. De sfeer is er bohemien: er klinkt jazzmuziek op de achtergrond, de gastvrouwen gaan shabby-chic gekleed en chef-kok Sonya, de baas van de tent, draagt een oude schipperspet.
Uit de keuken van dit kleine café aan de haven komen gerechten die passen bij de ambiance. Couscous met lamsvlees en merguez, slakken in de schelp, warm gerookte zalm op parelgort en gekonfijte eendenpoot op morellen (kersen). Alles biologisch natuurlijk en alles tongstrelend.
Neem nou die couscous. Het lam was al wat ouder, getuige de stevige smaak. De merguez werd geroosterd op de grill en beetgare wortels in alle kleuren van de regenboog geven het gerecht een bite. De couscous zelf, licht gepeperd, is de bindende factor tussen vlees en groenten. Helemaal goed.
Als apéro verschijnt eerst een witte macon van biodynamische komaf op tafel, later, bij het lam, gevolgd door ruim rood. Dat worden we zelf ook, zo half in het zonnetje, dat rond onze parasol draait om er toch vooral bij te zijn. Een paar tafeltjes verderop speelt een ouwe, dikke accordeonist een deuntje. Sonya, voor even ontsnapt uit de keuken, maakt praatjes, lacht en swingt en is goedgemutst.
Die nacht droom ik, zoals zo vaak, weer van ons goede zeilschip Zomer. Maar ik hoef niet meer aan boord te wonen. Wij hebben tenslotte Bellevue, die andere trouvaille, en als we een middagje terug willen naar het water, dan gooien we los met onze ‘quatrelle’ (letterlijk ‘klein 4tje’ ) en karren we naar Le Vandenesse en de Ouche. Naar ons kleine café aan de haven. Naar Sonya en haar Bistrot du Port. Het beste van tweede werelden…