In maart 2020, aan het begin van covid19, werd ik gekozen tot lid van de gemeenteraad van Moux, ons onvolprezen dorp in het hart van de Morvan. Dat kwam niet uit de lucht vallen. De burgemeester, Pascal Rateau (inmiddels onze buurman op Bellevue, maar dat terzijde) vroeg mij tijdens de nieuwjaarsbijeenkomst begin januari van dat jaar. De zes jaar ervoor was ik gevraagd en ongevraagd zijn kantoor binnengelopen met ideeën voor de gemeente. Een leuk meertje op de plek van het huidige voetbalveld (nu ja, de helft ervan, want FC Moux bestaat nog altijd en heeft wel een weitje nodig om een balletje te trappen), een open schuur voor bruiloften en begrafenissen op de plaats waar nu een instortende stal staat, stalen sapins de Noël overal in het dorp, om te markeren dat de kerstbomentraditie ooit hier begon, trimtoestellen door de ganse gemeente om Moux op de kaart te zetten als sportiefste plaats van Frankrijk (met een gemiddelde leeftijd van tegen de zeventig, maar toch:-), enfin, dat soort dingen.
Natuurlijk stribbelde ik aanvankelijk tegen, maar aan de andere kant: je kunt wel makkelijk vanaf de zijlijn van alles roepen, maar dan moet je goedbeschouwd ook je verantwoordelijkheid nemen. Dus stelde ik mij beschikbaar als kandidaat, met als voorliefde een vrije, sociale rol in Moux, waar ik als nieuwkomer in een gemeente die vele familie- en andere vetes kent, met iedereen kan opschieten. Goed, gekozen dus.
Maar van welke partij ben je dan?, vragen gasten me wel. Nou, wij van Moux doen niet aan partijen. Zij het dat onze opponenten tijdens die verkiezingen van ooit waren ingeblazen door Marine Le Pen. En wij winnaars meer worden gesouffleerd door gezond verstand en liefde voor notre petit village. Goedbeschouwd zijn we gewoon een stel enthousiastelingen die Moux leefbaar(der) willen maken en houden.
Daarin schuilt een gevaar. Want wie vaart zonder een duidelijke haven voor ogen – laten we zeggen een gezonder milieu of meer sociale cohesie, een sterkere economie of een verjonging van de samenleving – koerst van incident naar incident en dobbert uiteindelijk maar wat in het rond. Dat blijkt ook wel tijdens de raadsvergaderingen, waar bestuurlijk Moux nog het meest lijkt op een kruiwagen vol kikkers. Iedereen leutert door elkaar heen, elkeen weet wel een voorbeeld bij het onderhavig agendapunt en uiteindelijk wordt het voorstel in kwestie gewoon goedgekeurd. Op naar het volgende incident…
Dat kan slaperig maken. En zo kon het begin deze maand gebeuren dat ik tijdens de rondvraag plotsklaps wakker schrok. Want Yann, eerdergenoemde bakker, deelde mee dat de crosswedstrijd op een gerooid maïsveld pal aan de rand van het dorp waarschijnlijk wel kon doorgaan. Pardon? Een crosswedstrijd van de gemeente? Ja, een crosswedstrijd… Met crossmotoren? Ja, met crossmotoren… Maar weten we met z’n allen dan niet dat dit maïsveld direct aan het huis van Alain ligt, die nu al steen en been klaagt over verkeersoverlast? Ja, dat weten we wel, maar die man moppert overal over, dus daar houden we geen rekening meer mee… Maar luister, we wonen toch met z’n allen in een natuurpark? Oké, een regionaal natuurpark, maar evengoed? Hoe zit het dan met vervuiling? Hoe zit het met ’t milieu? Yann, onder de gordel: nou, jouw R4 vervuilt meer dan mijn crossmotor… Toegegeven, maar hoe zit het dan met de geluidsoverlast? Geluidsoverlast…? In een wereld vol kettingzagen en bosmaaiers, tractoren en houtwagens?
Het is opmerkelijk hoe weinig het milieu leeft op het platteland van Frankrijk. Onze oude buurman Henrie verbrandde tot op hoge leeftijd oude autobanden in onze moestuin. Toen we hem als huiseigenaren vroegen om zulke weerzinwekkende praktijken voortaan achterwege te laten, keek hij filosofisch naar de lucht en verzuchtte hij dat Tsjernobyl pas luchtvervuiling had betekend.
Volgens mij, als socioloog van de koude grond, liggen aan deze onverschilligheid ten aanzien van onze leefomgeving twee oorzaken ten grondslag. Ten eerste is dat de onmetelijke uitgestrektheid van la campagne. De Fransen hebben zo veel ruimte om zich heen, dat het ze geen zier kan schelen of die ruimte op veel plekken verwordt tot een eigentijds Sodom en Gomorra, met een bijkans bijbelse liederlijkheid van huisvuil, puin, industrieel afval en andere bende in de hoofdrol.
Tweede oorzaak is denk ik terug te voeren op de Franse Revolutie van 1789/1799. In die slachtpartij, die nog jaarlijks wordt gevierd (!) tijdens Quatorze Julliet, heeft het volk de macht gegrepen (althans, dat denkt het volk zelf). Toegegeven, eeuwen lang zijn de Fransen onderdrukt geweest door monarchie en aristocratie. En toen daar eenmaal mee was afgerekend, was het ieder voor zich en lak aan ons allen. Collectieve onderdrukking heeft plaats gemaakt voor een sterk ontwikkeld individualisme, waarbij plichten uit den boze zijn (want lang genoeg de oren laten hangen) en rechten onaantastbaar (want verworven tijdens de Revolutie). De plicht om voor het milieu te zorgen bestaat derhalve niet en het recht om er een puinzooi van te maken bestaat dus wel.
Maar terug naar die raadsvergadering van daarnet. Want wat Jurriaan, figuurlijk in slaap gesust door dat doelloos gedobber, niet had opgepikt, was dat het hier een particulier initiatief betrof en helemaal geen crossmiddag georganiseerd door de gemeente. Geen wonder dat iedereen mij meewarig aankeek en het hoofd schudde om zoveel betutteling. Dus ik de volgende dag naar Yann, die naast zijn ovens brood stond te kneden. En het misverstand uitgelegd. Was allemaal prima, no hard feelings, maar dan op z’n Frans.
Vanmiddag ben ik nog even met mijn R4 naar beneden gekacheld, om een kijkje te nemen op dat gerooide maïsveld. Oorverdovende herrie natuurlijk, modder tot aan de horizon en de lucht van oververhitte motoren. Maar ook een biertje d’r bij, een glas wijn en veel blijde gezichten. Links en rechts werd ik op de schouders geslagen en ik denk dat ze het leuk vonden dat ik een kijkje kwam nemen. Maar evengoed: Jurriaan een beetje dom…